
Directeur Spieren voor Spieren Minke Booij: ‘’Ik wilde altijd graag alles zelf doen. Maar ik heb geleerd dat je niet altijd alles alleen kunt’’
De meesten zullen Minke Booij kennen als de gouden hockeyster van Beijing 2008. Inmiddels is ze druk bezig met haar maatschappelijke carrière, eerst bij De Lotto, vervolgens als manager vrouwenvoetbal bij de KNVB en nu als directeur bij Spieren voor Spieren. In gesprek met Esther vertelt ze over haar zoontje Lode, de bijzondere periode bij de KNVB en de hulp van Toon Gerbrands.
Wie is Minke?
Ik ben allereerst moeder van twee jongens, Fedde is tien en Lode is zeven. Lode is geboren met een zeldzame genafwijking waardoor hij meervoudig gehandicapt is zorgintensief dus dat heeft best een impact op mijn leven en het leven van ons gezin. Als je vraagt: wie ben ik? Ik ben een heel energiek, extravert persoon. Ik heb in mijn jeugd en in mijn hockeycarrière nooit het gevoel gehad dat ik niet zou kunnen worden wat ik graag wilde. Er was altijd ruimte voor al mijn ambities. Tuurlijk waren er coaches die meer en minder in mij geloofden, maar dat gaf mij alleen maar de stimulans om harder te werken. Ik heb van jongs af aan zelfvertrouwen en de overtuiging dat ik dingen kan. Ik had ook veel voorwaarden waardoor ik kon doen wat ik wilde doen, namelijk: een gezond lichaam, doorzettingsvermogen, intelligentie om bepaalde dingen te doen. Dat zijn allemaal voorwaarden in het leven, waarmee je heel gezegend bent als je die hebt. Dat ben ik me echt gaan realiseren.
Is dat sinds de geboorte van je zoon?
Nee, daarvoor al wel, toen ik hockeyde en clinics gaf aan LG- en G-hockeyers. Maar ook toen ik in aanraking kwam met teamgenoten die veel minder zelfvertrouwen hadden, afhankelijk waren van het oordeel van de coach. Je merkt dat niet alle mensen zelfverzekerd in hun schoenen staan en meer hulp nodig hebben van anderen.
Heb je dat van huis uit meegekregen?
Ook en ik denk dat het deels mijn karakter is. Ik heb geluk dat ik zo in elkaar zit. Maar ik ben ook heel erg gestimuleerd in mijn jeugd: ‘’Je kan alles en we helpen je. Geloof in jezelf.’’ Maar nogmaals, ik heb ook gezien dat niet iedereen dat van nature heeft of dingen heeft meegemaakt waardoor ze daaraan zijn gaan twijfelen. Ik heb ook momenten gehad dat ik heel erg getwijfeld heb. Ik wilde altijd graag alles zelf doen, onafhankelijk zijn. Maar ik heb geleerd, al blijft dat altijd een valkuil, dat je niet altijd alles alleen kunt. Je mag ook hulp vragen en je moet ook hulp aanvaarden, dat is niet altijd makkelijk. Maar als ik dan kijk naar mijn zoon of naar andere kinderen met een beperking, dan zie ik afhankelijkheid helemaal niet bepaalt of je gelukkig bent of niet. Voor mij was dat vroeger een overtuiging: als je onafhankelijk bent, als je het zelf kan, dat is het ultieme geluk. Dat is niet zo.
Kun je wat over je carrière vertellen?
Ik ben echt gezegend geweest dat ik vanaf mijn twaalfde in allerlei selecties ben beland en dat ging maar door. Uiteindelijk heb ik het Nederlands team gehaald. Ik heb een mooie opbouw gehad van een rechtsachter, een jonge, zoekende speler tijdens de Spelen van Sydney naar de Spelen van Athene. Daar was ik een belangrijkere speler, presteerde ik beter, maar nog niet ultiem. Uiteindelijk heb ik als aanvoerder in Beijing met het team goud gepakt. Dat was natuurlijk een waanzinnige carrière. Ik heb veel geleerd, het is met vallen en opstaan gegaan. Gelukkig ging het elke keer beter en Beijing was de kers op de taart.
Daarnaast heb ik altijd gestudeerd, HBO Communicatie en PR en later gewerkt. Het jaar voor Beijing heb ik ervoor gekozen om mij volledig op het hockey te richten, dat kon toen ook financieel. Ik vond het ook slim, want ik was aanvoerder dus er kwam steeds meer op mij af. Dat was het enige jaar in mijn carrière dat ik mij fulltime op hockey heb gericht. Na Beijing ben ik gaan werken bij de Hockeybond, in een sportmarketingfunctie: Accountmanager sponsoring. Daar heb ik een jaar of twee gewerkt. Maar ik merkte ook: daar ligt mijn hart niet helemaal. Ik werd gevraagd door De Lotto, weer in zo’n sportmarketingachtige functie, toen werd ik vooral getriggerd door het bedrijf. Daar heb ik echt heel veel geleerd over de infrastructuur van de sport in Nederland en de manier waarop sport gefinancierd wordt. De Lotto, nu de Nederlandse Loterij, is natuurlijk een grote financier van de Nederlandse sport. Ik had 76 sportbonden in mijn pakket. Vervolgens ben ik daar weer weggegaan omdat ik gevraagd werd door de KNVB als manager vrouwenvoetbal.
Ik had mij eigenlijk niet verdiept in de functie, ik dacht: gaaf, het vrouwenvoetbal is in opkomst, het EK wordt in 2017 in Nederland georganiseerd. Ze vroegen mij omdat ze zeiden: ‘’jij was aanvoerder van het Nederlands hockeyteam in een tijd dat jullie succesvol waren op sport-, maar ook op commercieel gebied. Jullie lieten een film maken, jullie werden populair, hockey werd een populaire sport voor meisjes. Dat willen we voor het vrouwenvoetbal ook.’’ Ik dacht: geen idee, klinkt goed, gaan we doen!
Ik heb super veel geleerd over de voetbalwereld, die is in mijn ogen totaal anders dan de sportwereld en de Olympische wereld waar ik uit kom. Ik ben ook wel echt geconfronteerd met het recht om als vrouw te mogen sporten. Dat soort discussies, de opmerkingen die vrouwelijke voetbalsters of vrouwen die werken in het voetbal kregen en soms nog steeds krijgen, dat heb ik in de hockeywereld nooit meegemaakt. Er was ook wantrouwen vanuit de vrouwen zelf. ‘’Je bent een hockeyster, wat kom je doen?’’ Ook omdat ze zagen dat ik altijd wel in een bevoorrechte positie heb gezeten en zij dat zo niet voelden. Het waren dus soms terechte argumenten. Ik kwam daar gewoon om te helpen, dus ik was er geregeld geïrriteerd door. Maar richting het EK, dat was gewoon gaaf! We hebben toen met name voor de OranjeLeeuwinnen enorme stappen kunnen zetten. We hebben op recreatief gebied bij de clubs echt veel voor de meisjes kunnen doen. We hebben bij de talentenlijn verbeteringen doorgevoerd. Helaas bleef de Eredivisie Vrouwen een lastig vraagstuk.
Het EK 2017 was natuurlijk fantastisch. We hadden van tevoren nooit verwacht dat het zo mooi zou worden.
Ik was in april al gevraagd voor Spieren voor Spieren. Ik had bij de KNVB geleerd hoe waardevol ik het vind om voor een doelgroep, die veel drempels ervaart, die drempels te verlagen zodat ze kunnen doen wat ze willen doen. En als ik daarin iets kan betekenen met mijn energie en kwaliteiten, dan vind ik dat gaaf. Dus zodoende dacht ik: hoe mooi is het om dat voor kinderen met een spierziekte te doen. En eindverantwoordelijk te zijn, dat was ik bij de KNVB niet.
Je vertelde net dat de sportwereld en de voetbalwereld totaal anders zijn. Wat zijn voor jou de grootste verschillen?
Er zijn een aantal grote verschillen. Het begint al met de splitsing die de KNVB heeft: het betaald voetbal versus het amateurvoetbal. Waarbij amateurvoetbal insinueert dat het recreatievoetbal is. En betaald voetbal synoniem is voor professioneel voetbal en topsport. In het betaald voetbal gaat het puur om commercie. De inkomsten moeten hoger zijn dan de uitgaven en dat betekende dus voor het vrouwenvoetbal dat het geen plek had onder de BV-tak, want het leverde gewoon niet op. En eerlijk gezegd, er is (zover ik weet) geen enkel nationaal team dat geld oplevert. Die teams kosten vooral geld. Hockey dus ook. De KNHB, NOC*NSF en alle bonden die ik ken, hebben de verdeling topsport versus breedtesport. NOC*NSF financiert mede al die topsportprogramma’s, maar investeren natuurlijk niet in het betaald voetbal. Dus wat betreft financieringsstromen zat het vrouwenvoetbal onder de amateurtak goed., Maar in het voetbal was dat een hele discussie, omdat de vrouwen voor de beeldvorming onder die BV-tak wilden vallen, want dat is topsport, dat is professioneel. Dat snapte ik door de naamgeving amateurvoetbal wel, maar ik probeerde ook uit te leggen waarom een verandering vanwege de financiering destijds nog niet ging. Natuurlijk vallen de vrouwen onder topsport, net als de nationale jeugdteams trouwens.
Bovenal gaat het mij altijd in de eerste plaats om de sport; randvoorwaarden en financiering komt daarna. Ik vond dat het in het voetbal heel vaak ging om randvoorwaarden. Professioneel voetballer is een baan met een CAO en dat soort dingen. Dat is in de rest van de topsport in Nederland niet zo. Profhockeyer is niet zomaar een baan, waarin je recht hebt op een bepaald inkomen. Je wordt goed en dan word je misschien ook nog commercieel aantrekkelijk doordat je goed bent, er goed uitziet, handig bent met sponsoren, of iets anders waardoor de (sociale) media je tegenwoordig aantrekkelijk vinden en dan kun je er je geld mee verdienen. Ik zie het ook bij mijn zoontje, die speelt voetbal op een klein provincieclubje, en ook daar staan wasmachines om de tenues van de spelers van het eerste te wassen. Dat is in voetbal heel normaal. Als hockeyer sta ik dan raar te kijken, ook als je in Den Bosch Dames 1 speelt hoor. Je neemt je shirt maar lekker mee naar huis, en zorg maar dat die niet verkleurt, want je krijgt er maar 1. Of je regelt iets met een wasserette, maar er is geen wasmachine te vinden op die club. Maar ook de uitspraken: ‘’als je niet in een stadion speelt, kun je toch niet praten over topsport?!’’ Ik antwoordde dan: nou, dankjewel, dan devalueer je meteen mijn volledige carrière. Keken ze mij aan: ‘’hoe bedoel je?’’ Ik speelde nooit in een stadion. Ja, voor de Spelen werden er even een paar tribunes opgebouwd en dat is het. Voor mij is dat geen topsport, topsport zit in jou, het beste uit jezelf willen halen. En natuurlijk moet een bond dat faciliteren en daar komt geld bij kijken, maar voor mij geldt: de sport is leidend en niet de randvoorwaarden. Toch was de periode bij de KNVB ook heel bijzonder en ik kijk er met heel veel plezier en trots op terug.
Over trots gesproken, waar ben jij het meest trots op?
Dat is een moeilijke vraag zeg. Ik denk toch wel op hoe ik in het leven sta. Ik ben positief. Ik heb best wel wat op mijn pad gekregen. Ik heb jong mijn moeder verloren, dat was een heftige tijd. Uiteindelijk een zoontje gekregen dat de nodige problemen heeft. Ik kom ook ouders tegen van kinderen zoals mijn jongste zoon, die echt blijven hangen in het verdriet. En dat doe ik niet, ondanks dat het soms niet makkelijk is, ik sta altijd weer op en vecht terug.

Wat maakt dat jij op de positie zit waar jij nu zit?
Dat is altijd heel moeilijk om te zeggen, want ik heb mijzelf natuurlijk niet gevraagd. Ik denk dat wat ik heel goed kan is: een verhaal verkopen en mensen daar enthousiast over maken. Als een soort ambassadeur. Ik ben natuurlijk directeur dus ik heb ook gewoon mijn taken in de organisatie. Maar ze hebben mij vooral gevraagd, omdat ik duidelijk kan vertellen waar wij voor staan en het ook leuk vind om dat over de bühne te brengen.
In hoeverre helpt jouw topsportmentaliteit in je huidige carrière?
Doorzettingsvermogen en discipline zijn natuurlijk altijd een pré. En het zit je tegelijkertijd ook in de weg. Mijn ontzettende drang om snelheid te maken, ongeduld, ook niet altijd oog hebben voor anderen, het heel moeilijk vinden om resultaatgerichtheid te combineren met mensgerichtheid. Ik vind de relatie heel belangrijk, maar ik vind het winnen van een wedstrijd ook heel belangrijk. In de sport koos ik altijd voor het resultaat en dan keek ik daarna wel hoeveel schade ik had aangericht, dat maakte ik dan wel weer goed. Dat kan in het bedrijfsleven veel minder. Dan moet je echt meer oog hebben voor de mens, en daar een goede balans in vinden. Ik vind het ook leuk om met mensen te werken. Ik heb ook mijn eigen onderneming, maar ik vind het toch wel erg leuk om samen met een team doelen te stellen en deze te bereiken.
Herken je daaruit dingen van je aanvoerderschap?
Zeker! Wat ik in mijn team altijd belangrijk vond was dat ik de goede kwaliteiten, maar ook de valkuilen van mijn teamgenoten kende. En dat ik die ook op kon vangen. Als ik wist dat een speelster onzeker was over een bepaalde techniek of een tegenstander, dan vond ik het belangrijk om voor de wedstrijd tegen die persoon te zeggen: ik sta achter je. Ik was laatste man dus ik kon ook heel veel oplossen. Dat is iets waar ik nu voor moet oppassen, dat ik niet te veel gaten aan het dichtlopen ben. Wat ik nu als directeur meer moet leren is dat ik nu de coach ben, dus veel meer de lijnen uitzetten: zo gaan we het doen.
Heb jij daarin dan zelf ook begeleiding?
Ja, ik zoek wel altijd coaches op. Ik heb in het bestuur een aantal mensen, Toon Gerbrands bijvoorbeeld. Als ik bijvoorbeeld heftige beslissingen moet nemen op personeelsgebied, spar ik met hem daarover. Daar heeft hij mij ontzettend bij geholpen. Nu ben ik weer met iemand anders bezig. Ik vind het belangrijk dat je aan jezelf blijft werken. Soms merk je gewoon dat het weer tijd is om daarmee aan de slag te gaan.
Ben je tegen dingen aangelopen als vrouw waar je als man niet tegenaan gelopen zou zijn?
Binnen het voetbal dus wel. Mijn allereerste presentatie over de plannen binnen het vrouwenvoetbal was op de bondsvergadering. Daar zat dus heel de vertegenwoordiging Eredivisie mannen, dat waren allemaal mannen van 55+ in pak. Er zaten een paar vrouwen, maar die zaten alleen te notuleren. En er waren twee vrouwen van naam. Ik ging daar dus die presentatie over vrouwenvoetbal geven. Ik weet nog dat Jacques d’Ancona die avond werd geëerd. Die kwam na afloop naar mij toe en zei: ‘’ik vind het zo gaaf, dan sta je daar op je hakjes vol passie je verhaal te doen voor die zaal met alleen maar grijze mannen in pak die daar zitten te kijken van: huh, het EK vrouwenvoetbal, gaan wij dat doen?’’ Toen dacht ik wel: wat een andere wereld.
Maar ik ben ook wel geschrokken van de vrouwen. Dan moest ik naar de Champions League finale van de vrouwen en daar werd je ook aangekeken en als niet-voetbalster genegeerd. Daar zaten ze ook allemaal in pak en ik dacht: doe nou even normaal, ga nou niet proberen om te lijken op die mannen. Vaak hoor je de uitspraak: ‘’wij moeten hetzelfde verdienen als de mannen.’’ Ik zei dan dat ik dat een beetje hetzelfde vind klinken als: ik wil heel graag zingen en ik wil hetzelfde verdienen als Marco Borsato, en als ik dat niet krijg, dan is dat omdat ik een vrouw ben. Nee, dat is omdat je nog niet zo populair bent of omdat je nog niet zo goed kan zingen…
Wat zou je nog willen bereiken?
Ik ben iemand die gewoon kijkt wat er gebeurt. En als ik iets niet begrijp of vind dat het niet oké is, dan probeer ik het beter te maken. Ik ben nu bijvoorbeeld een van de Chef de Missions. Je ziet natuurlijk steeds meer fulltime programma’s, ook al voor jonge talenten. Dat er aandacht is voor de persoonlijke ontwikkeling, voor het individu en de maatschappelijke ontwikkeling van een sporter, dat vind ik daarom steeds meer een verantwoordelijkheid voor de clubs, bonden en NOC*NSF. Als ik daar mijn steentje aan bij kan dragen, dan doe ik dat. En ook bij mijn werk voor Spieren voor Spieren zie ik dingen die beter kunnen. We bestaan twintig jaar en er zijn nu twee behandelingen waardoor kinderen met een spierziekte verbeteren, dat moet sneller. Waar kunnen we versnellen? Waar kunnen we verbeteren? Dat vind ik heel gaaf. Mijn insteek is: als je ergens tijd en energie insteekt en uiteindelijk weer weggaat, dan moet je het beter achterlaten dan dat je het hebt aangetroffen. Zeker in deze tijd een enorme uitdaging!
Welk advies zou je aan de jongere Minke willen meegeven?
Geniet meer van wat je doet. Vraag meer om hulp, je hoeft het niet allemaal alleen te doen. Maar ook: je bent goed zoals je bent. Heb vertrouwen. En dromen mag. Je kunt zoveel meer dan dat je denkt, dus beperk jezelf ook niet. Maar werk ook hard. Focus.
Tenslotte; heb jij een motto of een quote?
Ik had altijd de quote: je moet het zelf doen en je hoeft het niet alleen te doen. Die heeft ooit een mental coach tegen mij gezegd. Waar ik nu meer inzit is: zet een hoog doel, maar geniet ook van de weg daar naartoe. Er zitten ups en downs in, maar dat is oké. Daar word je ook beter van.


You May Also Like

Verzamel herinneringen, geen bezittingen
02/04/2021
Geveld door een slagboom
22/09/2021